Dit blijkt uit een pilotstudie van het RIVM en zij adviseren om dit rekenmodel uit 2009 niet meer te gebruiken en te investeren in een verbetering of vervanging van dit model.
De gouden standaard voor het meten van de totale natrium- en jodiuminname is via de uitscheiding van natrium en jodium in de urine (voedingsstatusonderzoek).
Dit type onderzoek geeft echter geen inzicht in de bijdrage van de verschillende bronnen aan de inname en is niet geschikt voor het doorrekenen van scenario’s (bijvoorbeeld wat is het effect op de jodiuminname als er minder zout wordt gebruikt). Een gevalideerd rekenmodel is daarom essentieel.
Rekenmodel uit 2009
Voor de berekening van de totale jodiuminname heeft het RIVM in 2009 een rekenmodel gepubliceerd op basis van gegevens uit de Nederlandse Voedselconsumptiepeiling (VCP) uit 1997-1998 en een rekenmodel van TNO ontwikkeld in 2006. Hoewel het rekenmodel is ontwikkeld om de jodiuminname te schatten, geeft het ook een inschatting van de zout- of natriuminname (omdat de jodiuminname deels gelinkt is aan de zoutinname).
Pilotstudie
In een pilotstudie onderzocht het RIVM de hoeveelheid keukenzout die consumenten toevoegen tijdens het koken. Deze hoeveelheid was lager dan de aannames die met het rekenmodel worden gedaan omdat het Nederlandse voedingspatroon gewijzigd is en er meer samengestelde gerechten worden gebruikt.
Dit verklaart echter niet de 30% lagere inschatting van de totale zoutinname uit het rekenmodel ten opzichte van het voedingsstatusonderzoek. Daarom adviseert het RIVM het huidige rekenmodel niet langer te gebruiken voor de schatting van totale zoutinname en te investeren in verbetering of vervanging van het model.
De bevindingen zijn beschreven in de kennisnotitie Gebruik van keukenzout bij de bereiding van de warme maaltijd - een pilotstudie.
Bron: RIVM
Meer informatie over het belang van een goede inschatting van de natrium- en jodiuminname, zie:
Gerelateerd nieuws:
| Bronnen |
|