- Dat is hem met de paplepel ingegeven.
Dat is hem zeer jong al ingeprent.
- Je moet het hem met de paplepel ingeven.
Als iemand iets vanzelfsprekends niet begrijpt.
- Jij weet niet met wat voor 'n lepel je de pap aan het roeren bent!
Je begeeft je op een gebied waarvan je de gevaren niet inziet.
- Wie pap wil eten, moet de lepel niet vergeten.
Zonder gereedschap doe je niet veel.
- De lepel op tafel gooien.
Te gast gaan (vroeger nam men zijn lepel mee als men ergens ging eten).
- Er de lepel in 't rek hebben hangen.
Er thuis zijn; tot het gezin behoren.
- Zijn lepel weggegooid / neergelegd hebben.
Gestorven zijn.
- Ieder kind dat komt, brengt zijn lepel mee.
Vaak gaat iets op het laatst nog fout.
- Tussen de lepel en de mond valt veel pap op de grond.
Voordat de zaak werkelijk rond is, kan er nog veel misgaan.
- Tussen neus en lepel.
Tussendoor.
- Van alle hout kan men geen lepels maken.
Niet iedereen (alles) is voor een bepaalde taak (bepaald doel) geschikt.
- Wie met de duivel uit één schotel wil eten, moet een lange lepel hebben.
Het valt niet mee iemand te bedriegen, die er zelf bedrieglijke praktijken op na houdt.
- Hij eet met vuile lepels.
Het zal slecht met hem aflopen.
- Hij heeft de grootste lepel aan zijn kant.
Hij zorgt ervoor dat hij altijd het meeste of beste krijgt.
- Hij heeft de lepelziekte.
Hij eet te weinig.
- Hij heeft last van lepelzucht.
Hij heeft honger.
- Hij is bij de lepel.
Hij kan zijn mond goed roeren.
- Hij is geboren met een zilveren lepel in de mond.
Hij is rijk geboren.
- Ik ben het zo zat, alsof ik het met lepels gegeten heb.
Ik heb er totaal geen zin in.
- Men vangt meer vliegen met een lepel honing, dan met een vat azijn.
Je wint meer met aardig zijn dan met strengheid.
- De man brengt het in met schepels, de vrouw geeft het uit met lepels.
De man verdient het geld; de vrouw regelt de dagelijkse uitgaven.
- De vrouw geeft meer uit met een lepel, dan de man inbrengt met een schepel.
Voor een vrouw die kwistig met geld omgaat, verdien je nooit genoeg.
- Een lepel vol daad is beter dan een schepel vol raad.
Je hebt meer aan mensen die je daadwerkelijk helpen, dan aan mensen die alleen maar advies geven.
- Kwade klok, kwade klepel; kwade pot, kwade lepel.
Slechte ouders krijgen ook kinderen die niet deugen.
- Als de pap de lepel naloopt, dan wil ze niet gehapt zijn.
Als meisjes jongens nalopen.
- Dominee heeft de pap uit; hij rammelt met de lepel in de ketel.
De klok van de protestante kerk luidt.
- Soep met de heilige pollepel.
Dunne soep.
- Hij heeft weer oude soep opgelepeld.
Hij rakelt een oude zaak op.
- Elk uur een lepel, als het niet helpt twee.
Iemand die langzaam werkt.
- Vork en lepel slapen.
Figuur waarin twee mensen in bed kunnen liggen.
- Zo hard als de lepel gieten kan.
Zo hard als mogelijk.
Kent u er nog meer, laat het ons dan weten of plaats hieronder direct uw reactie zodat uw aanvulling direct op de site zichtbaar is.
Bekijk het e-book Spreek je uit met voeding.