Spreekwoorden met lepels

1 mei 2012

Hoeveel spreekwoorden en gezegden met lepels in de hoofdrol kent u?
VoedingOnline zette voor u de spreekwoorden en gezegden met lepels op een rij.

 

  • Dat is hem met de paplepel ingegeven.
    Dat is hem zeer jong al ingeprent.
  • Je moet het hem met de paplepel ingeven.
    Als iemand iets vanzelfsprekends niet begrijpt.
  • Jij weet niet met wat voor 'n lepel je de pap aan het roeren bent!
    Je begeeft je op een gebied waarvan je de gevaren niet inziet.
  • Wie pap wil eten, moet de lepel niet vergeten.
    Zonder gereedschap doe je niet veel.
  • De lepel op tafel gooien.
    Te gast gaan (vroeger nam men zijn lepel mee als men ergens ging eten).
  • Er de lepel in 't rek hebben hangen.
    Er thuis zijn; tot het gezin behoren.
  • Zijn lepel weggegooid / neergelegd hebben.
    Gestorven zijn.
  • Ieder kind dat komt, brengt zijn lepel mee.
    Vaak gaat iets op het laatst nog fout.
  • Tussen de lepel en de mond valt veel pap op de grond.
    Voordat de zaak werkelijk rond is, kan er nog veel misgaan.
  • Tussen neus en lepel.
    Tussendoor.
  • Van alle hout kan men geen lepels maken.
    Niet iedereen (alles) is voor een bepaalde taak (bepaald doel) geschikt.
  • Wie met de duivel uit één schotel wil eten, moet een lange lepel hebben.
    Het valt niet mee iemand te bedriegen, die er zelf bedrieglijke praktijken op na houdt.
  • Hij eet met vuile lepels.
    Het zal slecht met hem aflopen.
  • Hij heeft de grootste lepel aan zijn kant.
    Hij zorgt ervoor dat hij altijd het meeste of beste krijgt.
  • Hij heeft de lepelziekte.
    Hij eet te weinig.
  • Hij heeft last van lepelzucht.
    Hij heeft honger.
  • Hij is bij de lepel.
    Hij kan zijn mond goed roeren.
  • Hij is geboren met een zilveren lepel in de mond.
    Hij is rijk geboren.
  • Ik ben het zo zat, alsof ik het met lepels gegeten heb.
    Ik heb er totaal geen zin in.
  • Men vangt meer vliegen met een lepel honing, dan met een vat azijn.
    Je wint meer met aardig zijn dan met strengheid.
  • De man brengt het in met schepels, de vrouw geeft het uit met lepels.
    De man verdient het geld; de vrouw regelt de dagelijkse uitgaven.
  • De vrouw geeft meer uit met een lepel, dan de man inbrengt met een schepel.
    Voor een vrouw die kwistig met geld omgaat, verdien je nooit genoeg.
  • Een lepel vol daad is beter dan een schepel vol raad.
    Je hebt meer aan mensen die je daadwerkelijk helpen, dan aan mensen die alleen maar advies geven.
  • Kwade klok, kwade klepel; kwade pot, kwade lepel.
    Slechte ouders krijgen ook kinderen die niet deugen.
  • Als de pap de lepel naloopt, dan wil ze niet gehapt zijn.
    Als meisjes jongens nalopen.
  • Dominee heeft de pap uit; hij rammelt met de lepel in de ketel.
    De klok van de protestante kerk luidt.
  • Soep met de heilige pollepel.
    Dunne soep.
  • Hij heeft weer oude soep opgelepeld.
    Hij rakelt een oude zaak op.
  • Elk uur een lepel, als het niet helpt twee.
    Iemand die langzaam werkt.
  • Vork en lepel slapen.
    Figuur waarin twee mensen in bed kunnen liggen.
  • Zo hard als de lepel gieten kan.
    Zo hard als mogelijk.

 

Kent u er nog meer, laat het ons dan weten of plaats hieronder direct uw reactie zodat uw aanvulling direct op de site zichtbaar is.

 

Bekijk het e-book Spreek je uit met voeding.

 

Overige informatie

Bronnen
  • Apeldoorn C.G.L. & Riet R. van (2003). Spreekwoorden verklaard / Nederlands. Uitgeverij het Spectrum, Utrecht.
  • Laan K. ter & Heidt A.M. (2004). Nederlandse spreekwoorden, spreuken en zegswijzen. Uitgeverij het Spectrum, Utrecht.
  • Mesters G.A. (2002). Spreekwoorden Nederlands. Uitgeverij het Spectrum, Utrecht.
  • Van Dale (2000). Van Dale spreekwoordenboek. Van Dale, Utrecht.
  • Walters N. (2004). Het grote spreekwoordenboek. Rebo Productions, Lisse.

Reacties

Zelf een reactie toevoegen

De velden gemarkeerd met een * zijn verplicht.