Spreekwoorden met vet

1 mei 2016

Hoeveel spreekwoorden en gezegden met vet in de hoofdrol kent u?
VoedingOnline zette voor u de spreekwoorden en gezegden met vet op een rij.

 

  • Een vette bek halen.
    Goed eten.
  • Vette en magere jaren.
    Voor en tegenspoed.
  • Hij is zo vet als een Spaans anker.
    Hij is erg mager.
  • Het vet zit hem niet in de weg.
    Hij is erg dun.
  • Het oog van de meester maakt het paard vet.
    Als de baas toekijkt werkt men harder.
  • Het oog van de heer, dat maakt de paarden vet; het oog van de vrouw, dat houdt de kamers net.
    Je moet als baas zelf toezicht houden, want anders wordt je bedrijf verwaarloosd.
  • Wie vet eet graaft zijn graf met zijn tanden.
    Wie veel vet voedsel eet, verkort zijn leven.
  • Het schuim van de negotie is beter, dan het vet van de arbeid.
    Met handelen valt meer te verdienen, dan met werken.
  • Zijn vet geven.
    Iemand berispen.
  • Iemand goed aan zijn vet zitten. / Zijn vetje thuis krijgen.
    Iemand flink onderhanden nemen.
  • Met zijn eigen vet gesmeerd worden.
    Geholpen worden met geld, dat je eigenlijk toekomt.
  • Vet met elkaar zijn.
    Een zeer vriendschappelijke verhouding hebben.
  • Je zult van haar niet vet worden.
    Ze is niet royaal.
  • Het vette der aarde.
    Weelde rijkdom.
  • Het vette der aarde genieten.
    Van de aardse geneugten genieten.
  • Vet zijn.
    Dronken zijn.
  • Dat was een vetje.
    Dat was een vermogen. / Dat was een leuk feest.
  • Het vet is van de ketel.
    Het beste is er al af.
  • Het vet is er van de soep / melk.
    Daar valt niets aan te verdienen.
  • Het is altijd vet in andermans schotel / keuken.
    Ontevreden met hetgeen men heeft.
  • Andermans schotels zijn altijd vet.
    Het lijkt alsof de ander het beter heeft dan jezelf.
  • In de weide van een ander zijn de vetste beesten.
    Men denkt altijd dat een ander het beter heeft.
  • Hij teert op zijn vet.
    Hij heeft niets meer nodig. / Hij leeft van zijn spaargeld.
  • Hij kan zichzelf met zijn eigen vet bedruipen.
    Hij kan in zijn eigen levensonderhoud voorzien.
  • Iets in īt vet hebben.
    Iets in het vooruitzicht hebben.
  • Iemand zijn vet geven.
    Hem flink de waarheid zeggen.
  • Vetpot.
    Overvloed.
  • Het is alle dagen geen vetpot.
    Het is niet altijd feest.
  • Het is daar gouden Janus in de vetpot.
    Ze hebben daar alles in overvloed.
  • Het is vetpot, moeder heeft een daalder gewisseld.
    Moeder heeft flink wat op tafel gezet.
  • Het zijn me vetsmelters.
    Hatelijke opmerking: ze zouden wat.
  • Hij loopt als een vette gans.
    Hij loopt waggelend.
  • Een vette gans bedruipt zichzelf.
    Rijken hebben geen hulp nodig.
  • Vieze varkens worden niet vet.
    Men moet niet te kieskeurig zijn.
  • Een rein varken wordt nooit vet.
    Varkens (of kinderen) die kieskeurig zijn met eten, groeien slecht.
  • Vieze varkens worden vet.
    Varkens (of kinderen) die niet kieskeurig zijn met eten, groeien het hardst.
  • Het varken is vet.
    Er is een goed gedekte tafel.
  • Boeren en varkens worden knorrend vet.
    Klagen wil nog lang niet zeggen dat het slecht gaat.
  • Een vet varken weet niet dat een mager honger heeft.
    Wie zelf genoeg te eten heeft, maakt zich geen zorgen over de honger van anderen.
  • Zo vet als een varken.
    Erg dik.
  • Zo vet als modder.
    Heel erg dik.
  • Vet in een hondennest zoeken.
    Iets zoeken waar het niet te vinden is.
  • Blode honden worden zelden vet.
    Wie al te bescheiden is, bereikt niets.
  • Een vette kater strikken.
    Een rijk huwelijk sluiten. / Voordeel behalen.
  • Een goede haan is niet vet.
    Een seksueel actieve man blijft slank.
  • Er is geen haan of er braadt vet uit.
    Overal kan men profijt uit trekken.
  • Geen haring zo mager, of men braadt er vet uit.
    Zelfs uit het vervelendste werk valt wel wat voordeel te behalen.
  • Dat is ooievaars kuitenvet.
    Dat zijn zeer dunne benen.
  • De bok is vet.
    Nu is het de gelegenheid.
  • De os is daar vet.
    Het is daar goed toeven.
  • Je lijkt wel op vette ossen, die voelen het ook overal.
    Tegen iemand die telkens weer zeurt over pijn hier en pijn daar.
  • Vet smet.
    Wie met slechte mensen omgaat, wordt zelf ook slecht.
  • Vet wil boven drijven, al is het van de hond.
    Rijke mensen willen altijd de baas spelen, ook al zijn ze minderwaardig.
  • Waarheid en kan niet onder blijven, het vet wil altijd boven drijven.
    Uiteindelijk komt de waarheid altijd boven water.
  • Laat hem in zijn eigen vet gaar koken / smoren.
    Bemoei je niet met hem. / Iemand die eigenwijs is, geen raad meer geven.
  • Vette keuken, mager(e) testament (erfenis).
    Wie veel geld uitgeeft aan eten en drinken, laat niet veel na.
  • Vette keuken, magere beurs.
    Wie veel geld uitgeeft aan eten en drinken, houdt maar weinig over voor andere dingen.
  • Vroeg in de wei, vroeg vet.
    Wie al heel jong van alles op de hoogte is, is vaak snel bedorven.
  • Vroeg vet, vroeg in de kuip.
    Wie al heel jong van alles op de hoogte is, is vaak snel bedorven.
  • Beter een mager akkoord, dan een vet proces.
    Je kunt beter wat toegeven, dan het tot een duur en langslepende kwestie te laten komen.
  • Die roet handelt, maakt zijn vingers vet.
    Als je met slechte mensen omgaat, ga je hun gedragingen overnemen.
  • Hij is een binnenvetter.
    Hij is iemand die teleurstellingen en woede niet uit.
  • Hij praat als een metworst, die het vet ontlopen is.
    Hij praat nonsens.
  • Hij ziet er uit als vette wol.
    Hij ziet er ongewassen uit.
  • Vet!
    Heel erg stoer. / Leuk.
  • Er vet voor staan.
    Iets leuks voor de boeg hebben.
  • Net bij kuis, vet bij vuil, valke bij valke en uil bij uil.
    Mensen gaan vaak met soortgelijke mensen om.
  • Zachte winters, vette kerkhoven.
    In een zachte winter gaan er veel mensen dood.
  • Een vette tante in de kuip.
    Een suikertante is gestorven.
  • Zich aan de eerste tuierstok vet grazen.
    Met de eerste de beste vrijer of vrijster trouwen.
  • De pastoor slacht het vetste varken.
    Spottend over een dikke pastoor.
  • Te vet, Bet, twee keer van doen.
    Aansporen tot zuinigheid.
  • Je kunt niet alles hebben, veel boter en een vet wijf.
    Tegen iemand die hoge eisen stelt.
  • Die is met het vet bakken uit de pan gesprongen.
    Een buitenechtelijk kind. / Een buitenbeentje dat de aard van de familie niet heeft.
  • 'Nieuwbakken brood is mijn dood', zei de gast, maar hij werd er vet bij.
    Zeispreuk.
  • Waar ze een magere hond hebben en een vet paard, daar moet je niet te veld gaan. / Met magere koeien en een vet paard, is heel het geboer geen donder waard.
    Waar geen eten is voor de hond / koeien en geen werk voor het paard, waar de organisatie dus niet klopt, gaat het bedrijf ten onder.
  • Waar een mager paard is een vette hond, daar is het goed vrijen.
    Waar hard gewerkt wordt en genoeg eten is, zijn de dochters een goede partij.
  • Beter een luis in de pot als geen vet.
    Beter iets dan niets.
  • Precies zijn als een magere luis die vet geworden is.
    Zijn eenvoudige afkomst verloochenen.

 

Kent u er nog meer, laat het ons dan weten of plaats hieronder direct uw reactie zodat uw aanvulling direct op de site zichtbaar is.

 

Bekijk het e-book Spreek je uit met voeding.

 

Overige informatie

Bronnen
  • Apeldoorn C.G.L. & Riet R. van (2003). Spreekwoorden verklaard / Nederlands. Uitgeverij het Spectrum, Utrecht.
  • Laan K. ter & Heidt A.M. (2004). Nederlandse spreekwoorden, spreuken en zegswijzen. Uitgeverij het Spectrum, Utrecht.
  • Mesters G.A. (2002). Spreekwoorden Nederlands. Uitgeverij het Spectrum, Utrecht.
  • Van Dale (2000). Van Dale spreekwoordenboek. Van Dale, Utrecht.
  • Walters N. (2004). Het grote spreekwoordenboek. Rebo Productions, Lisse.

Reacties

Zelf een reactie toevoegen

De velden gemarkeerd met een * zijn verplicht.