• De kool en de geit willen sparen.
  Beide partijen tevreden stellen.
• De kool is de saus niet waard.
  Het is de moeite niet waard.
• Het sop is de kool niet waard.
  Het is de moeite niet waard om je er druk over te maken.
• Iemand een kool stoven.
  Iemand beetnemen.
• Iets om de kool zeggen.
  Een grapje maken.
• Het is allemaal apekool.
  Dat is onzin.
• Iemand een kool verkopen.
  Onzin vertellen.
• Hij is er gezien als een rotte kool bij de groenvrouw.
  Hij is er niet geliefd.
• Rot mijn hooi, mijn kool groeit.
  Als iets tegenzit, dan zullen andere dingen wel weer meevallen.
• Ik doe het, al lopen de koeien in de kool.
  Ik doe het meteen.
• Als het voor Sint Catharina (25 november) sneeuwt, is het: Vrouwtje snij de kolen af.
  Boerenregel. De kool die op het land staat, kan dan bevriezen.
• Plant men kool in mei, ze worden zo groot als een ei, maar plant men ze met Sint Jan, dan zo groot als een wan.
  Boerenregel. Wanneer witte kool voor Sint Jan (24 juni) wordt geplant, dan geeft deze kool geen opbrengst.
• Groeien als kool.
  Snel groeien.
• Oom kool en tante bloemkool.
  De sukkel die met een sukkel getrouwd is.
• Hij komt uit de kool kijken.
  Het kind is net geboren.
• Een rups op de kool.
  Een hoer in huis.

Kent u er nog meer, laat het ons dan weten of plaats hieronder direct uw reactie zodat uw aanvulling direct op de site zichtbaar is.

Bekijk het e-book Spreek je uit met voeding.