- Zout in een open wond wrijven / smeren / strooien.
Het probleem erger maken.
- Op alle slakken zout leggen.
Kritiek hebben op iedere kleinigheid.
- Het zout in de pap niet verdienen.
Erg weinig verdienen.
- Hij is het zout in de pap niet waard.
Hij is een nietsnut.
- Iemand ongezouten de waarheid zeggen.
Iemand heel open zeggen waar het om gaat.
- Iemand afzouten.
Iemand zijn deel niet geven, maar met een kleinigheid wegsturen.
- Iets met een korreltje zout nemen.
Iets niet al te letterlijk nemen.
- Veel koks verzouten de brij.
Het gaat verkeerd als iedereen zich er mee bemoeit.
- Een kus zonder baard is een ei zonder zout.
De vrijer moet wat ouder zijn dan de vrijster. Ook: Men moet niet zo jong trouwen.
- Een kus zonder snor is een ei zonder zout.
Dat vonden vrouwen toen in de dertiger jaren hun mannen de snor (die uit de mode was geraakt) afschoren.
- Een ei zonder zout is als een vrouw zonder kout.
Beide zijn minder te genieten, dan met. Kout is een ouderwets woord voor geklets, gepraat.
- Hij komt met het zout als het ei op is.
Hij komt met goede raad achteraf.
- Als een ei zonder zout.
Niet af, niet kompleet.
- Een zak zout met iemand gegeten hebben.
Iemand lang gekend hebben.
- Om iemand te kennen, moet men eerst een schepel zout met hem gegeten hebben.
Het duurt een tijd voordat je iemand echt goed kent.
- Ergens geen zak zout eten.
Ergens niet lang blijven.
- Hij staat daar als een zoutpilaar.
Hij staat daar heel stijf zonder zich te bewegen.
- Zitten als een zoutzak.
Niet rechtop, maar slapjes, ineengezakt erbij zitten.
- Op een zak zout zitten.
Zuinig of gierig zijn.
- Je kunt maar beter opzouten.
Dwingend advies om weg te gaan.
- Kalfsvlees kan geen zout verdragen.
Te jong zijn voor bepaalde zaken.
- Zo zout heb ik het nog nooit gegeten.
Zo erg heb ik het nog niet meegemaakt.
- Zout en brood maken de wangen rood.
Eenvoudig leven is gezond.
- Zout en zuur krenkt de natuur.
Het is niet gezond om afwijkend te leven.
- Er behoort meer tot een huis dan een zoutvat.
Wie trouwen wil, moet zijn huis ook kunnen inrichten / een gezin kunnen onderhouden.
- Hij heeft nog iets voor hem in het zout.
Hij is nog niet klaar met hem; hij heeft nog een rekening te vereffenen.
- Een zoute kater zijn gat gelekt hebben.
Nadorst hebben na overmatig alcoholgebruik de dag ervoor.
- 't Is een slappe gezouten.
Iemand die zwak is / Iemand die weinig geld heeft en daardoor slecht betaalt.
- Op vastenavond wordt het lief in het zout gelegd, met halfvasten wordt het lief eens omgekeerd en op Pasen wordt het lief uit het zout gehaald.
Men vrijde niet op zondagen in de vasten. Wel was het gebruik dat op half-vasten (de vierde zondag) de jongens een bezoek aan hun meisje brachten.
- Het is zoutloze praat.
Kletskoek.
- Leg hem zout op de staart.
Plagend tegen kinderen die een dier willen pakken, maar het niet te pakken kunnen krijgen.
- Nog wat zout voor de houthakker.
Als men aan tafel zout bij het eten wil doen.
- Zo zout als brem / bremzout.
Zeer zout.
- Zo gaan er geen zeven in een zoutvat.
Een opvallend persoon.
- Attisch zout.
Een grapje.
- Een laffe kok en een hete kok mag men niet bestraffen.
Als het eten te heet wordt opgediend, of te flauw is, is dat geen probleem, omdat je het kunt laten afkoelen en je kunt er zout over heen strooien.
- Gij zijt het zout der aarde.
Bijbelse uitdrukking. De roeping aan de mens, om zoals zout het verderf tegengaat, in de wereld het verderf tegen te gaan.
- Van zout suiker maken.
Iets dat fout was, weer goed maken.
- Ergens zout van zijn.
Ergens zat van zijn.
- Het (vr)eet geen zout.
Koop het maar, het is goedkoop.
Kent u er nog meer, laat het ons dan weten of plaats hieronder direct uw reactie zodat uw aanvulling direct op de site zichtbaar is.
Bekijk het e-book Spreek je uit met voeding.