Zorginstituut Nederland adviseert de inzet van paramedische zorg in de eerste lijn tijdelijk en onder voorwaarden te verruimen en via de basisverzekering te vergoeden voor mensen die zwaar getroffen zijn door COVID-19. Dit is inmiddels ingevoerd.
De vergoeding voor deze zorg uit de basisverzekering is nu beperkt, terwijl de gevolgen van de ziekte voor patiënten en de maatschappij groot zijn.
Adviezen van het Zorginstituut worden vaak overgenomen, maar minister Van Ark moet nog wel een besluit nemen. Haar voorganger Van Rijn had het Zorginstituut gevraagd om een voorstel te doen voor een ruimere vergoeding van de herstelzorg.
Voor patiënten met ernstige klachten en beperkingen
De uitbreiding van de vergoeding geldt alleen voor COVID-19-patiënten met ernstige klachten en beperkingen die het gevolg zijn van de ziekte. Dit zijn mensen die op de intensive care, op corona-afdelingen in het ziekenhuis of thuis ernstig ziek zijn geweest. Een aantal van hen houdt langdurig last van ernstige lichamelijke en cognitieve klachten. Klachten zijn onder andere kortademigheid, conditieverlies, verzwakte spieren en problemen met het geheugen. Hierdoor hebben zij moeite met dagelijkse activiteiten en verloopt hun herstel moeizaam. Vaak hebben deze patiënten 'herstelzorg' nodig. Paramedische zorg kan een belangrijke rol spelen in deze herstelzorg en bestaat meestal uit monodisciplinaire of gecombineerde inzet van een fysio- of oefentherapeut, diëtist, ergotherapeut of logopedist.
Regierol voor huisarts
Tussen de COVID-19-patiëntengroepen zijn grote verschillen in het verloop en herstel van de ziekte en er is nog geen bewijs of paramedische zorg voor iedere patiënt effectief is. Daarom is het niet goed mogelijk om vooraf aan te geven welke herstelzorg in welke omvang voor welke patiënten het best passend is. De medisch specialist of huisarts bepaalt bij het begin van de behandeling welke en hoeveel paramedische zorg iemand nodig heeft. Daarna evalueert de huisarts regelmatig de ingezette zorg op basis van rapportages van de behandelende paramedici.
Tijdelijke vergoeding met coördinatie en onderzoek
De vergoeding voor de paramedische herstelzorg na ernstige COVID-19-infectie geldt voor maximaal 6 maanden vanaf de indicatiestelling en verwijzing door medisch specialist of huisarts. De verwachting is dat de behoefte aan zorg tussen patiënten kan variëren van enkele ondersteunende behandelsessies tot een behandelprogramma van enkele maanden. Gebruik van e-healthapplicaties en video-instructies wordt aanbevolen.
De vergoeding vanuit de basisverzekering is voor maximaal 50 behandelsessies door een fysio- of oefentherapeut, 8 behandeluren voor ergotherapie en 7 behandeluren voor diëtetiek binnen maximaal 6 maanden. Halverwege, dus na ongeveer 3 maanden, beoordeelt de huisarts op basis van rapportages van de paramedici of de zorg voortgezet moet worden. Na 6 maanden kan bij uitzondering en op indicatie van een medisch specialist een 2e behandelperiode van maximaal 6 maanden ingaan. Daarvoor wordt gekozen als zich blijvende schade aan longen of bewegingsstelsel blijkt voor te doen, waarvoor behandeling door een paramedicus zinvol wordt geacht. Tijdens de hele behandelperiode worden regelmatig gegevens van de patiënt verzameld voor onderzoek. Dit zijn onder meer gegevens over de ingezette behandelingen, de vorderingen van het herstel en diverse gezondheidsuitkomsten, zoals een wandeltest, een meting van spierkracht en een vragenlijst over fysieke beperkingen.
Kosten voor het eerste jaar: 27,7 miljoen euro
Het Zorginstituut schat de totale kosten op 27,7 miljoen euro voor de eerste 12 maanden vanaf het begin van de uitbraak van COVID-19 in Nederland. Dit bedrag is berekend op basis van naar schatting ongeveer 16.000 patiënten die ernstige COVID-19 hebben doorgemaakt en daarna in aanmerking komen voor eerstelijns paramedische herstelzorg. Het gaat om een geschat gemiddeld aantal behandeluren van 24 (overeenkomend met 30 behandelingen fysio- of oefentherapie, 5 behandeluren ergotherapie en 4 behandeluren diëtetiek). Bij de berekening is geen rekening gehouden met een eventuele 2e golf van COVID-19.
Bron: Zorginstituut Nederland
De minister van Ark heeft inmiddels besloten het advies over te nemen. De Tweede kamer is hierover geïnformeerd op 16 juli 2020.
De regeling is in de Staatscourant gepubliceerd en treedt op 18 juli 2020 in werking.