- Iemand bij de neus hebben / nemen.
Foppen, bedriegen.
- Het neusje van de zalm.
Het allerbeste.
- Niet verder kijken dan zijn neus lang is.
Kortzichtig handelen.
- Hij kreeg een lange neus.
Hij werd uitgelachen.
- Hij is geen knip voor zijn neus waard zijn.
Hij is een slecht mens.
- Kokkerd.
Grote neus.
- Een neus hebben waarmee je een geit kunt bokken.
Een grote neus hebben.
- Wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht.
Kwaadspreken over familie is ook slecht voor je zelf slecht.
- Van zijn neus een anker maken.
Op zijn gezicht vallen.
- Een slemiel valt op zijn rug en breekt zijn neus.
Een slemiel heeft altijd pech.
- Van de neus maken.
Pret maken, goed feest vieren met veel eten en drinken.
- Zijn neus krult.
Hij heeft plezier.
- Zijn neus krult van trots, want de ezel van de koning heeft vlak voor zijn deur geplast.
Trots zijn om niets.
- Wie een grote neus heeft denkt dat iedereen erover spreekt.
Overschatting van zaken of eigenschappen die opvallen.
- Iemand iets onder de neus wrijven.
Hem in bedekte termen iets verwijten.
- Je kunt je neus afvegen.
Het is genoeg geweest.
- Het komt me m'n neus uit.
Ik heb er wel genoeg van.
- Langs zijn neus weg.
Zonder enige bedoeling.
- Voorbij zijn neus kletsen.
Ondoordacht praten. Iets vertellen dat eigenlijk geheim moet blijven.
- Het ging hem langs zijn neus weg.
Iets waar men op rekent, niet krijgen.
- Altijd het mooiste voor de neus wegvegen.
Eigen leed verzwijgen, maar niet dat van anderen.
- Hij loopt met zijn neus in de wind.
Hij is erg trots.
- Hij maakt veel van zijn neus.
Hij is erg trots.
- Met mond en neus iemand aankijken.
Iemand stom aankijken.
- Iemand iets uit de neus houden.
Iemand iets niet mededelen, hem erbuiten houden.
- Hij kreeg het in de neus.
Hij bemerkte dat er iets gaande was.
- In iemands neus zitten.
Iemand heeft iets tegen mij.
- Het hoog in de neusgaten hebben.
Verwaand zijn.
- Met zijn neus in de boter vallen.
Onverwacht voordeel.
- Zijn neus overal in steken.
Zich met alles bemoeien.
- Zijn neus stoten.
Een weigerend of kleinerend antwoord krijgen.
- Tussen neus en lippen.
Terloops.
- Tussen neus en lippen kan een goede kans ontglippen.
Op het laatste ogenblik kan er nog iets misgaan.
- Een wassen neus.
Stelt weinig voor.
- Hij heeft een snee in zijn neus.
Hij heeft teveel gedronken.
- Iemand het vel over de neus halen.
Iemand afpersen.
- Hij is neuswijs.
Hij luistert niet naar anderen.
- Een goede gevel versiert het huis.
Een grote neus.
- Hij heeft wilde haren in de neus.
Hij is erg onrustig.
- Iemand de pen op de neus zetten.
Iemand dwingen tot het onderschrijven van iets.
- Iemand de klem op de neus zetten.
Iemand last bezorgen.
- Iemand een knip op de neus zetten.
Iemands macht breken.
- Iemand een praam op de neus zetten.
Iemand dwingen te luisteren.
- Iemand de bril op de neus zetten.
Iemand dwingen te gehoorzamen.
- Nieuwsgierigen krijgen de pin op de neus.
Nieuwsgierigen worden in toom gehouden.
- Dat is hem door de neus geboord.
Die beloning waar hij recht op had, is hem ontnomen.
- Er een neus voor hebben.
Intuïtie / buikgevoel.
- Een hondenneus hebben.
Zeer scherp kunnen ruiken, weten waar men zijn voordeel kan halen.
- Hij heeft een neus als een hond.
Hij komt overal achter.
- Het leven is als je neus, je moet eruit halen wat er in zit.
Geniet van je leven.
- Met de neus in de boeken zitten.
Graag boeken lezen.
- Dat ga ik jou niet aan je neus hangen.
Dat ga ik aan jou niet vertellen.
- Husse(n) met je neus er tusse(n).
Daar heb je niks mee te maken!
- Zich geen spurrie in zijn neus laten zaaien.
Zich niet laten beetnemen.
- Iemand de pieren uit de neus halen.
Iemand uithoren.
- Zijn neus in andermans zaken steken.
Hij bemoeit zich met zaken die hem niet aangaan.
- Alles is mogelijk, behalve zijn eigen neus afbijten.
Je hebt alle vrijheid van handelen.
- Die het onderste uit de kan wil hebben, krijgt het lid / de deksel op de neus.
Als je te hebberig of gretig bent, krijg je vaak niet wat je wilde hebben.
- Daar trekt hij zijn neus voor op.
Daarvoor voelt hij zich te goed.
- Veel op zijn neus te zetten hebben.
Veel noten op zijn zang hebben. Kieskeurig zijn.
- Als je alles wilt, kijk je scheel op je neus.
Waarschuwing wanneer iemand te veel wil.
- Met je neus kijken.
Niet goed kijken.
- Hij keek op zijn neus.
Hij was teleurgesteld.
- Op zijn neus.
Antwoord aan iemand die meent dat hij zonder moeite zijn wens zal verkrijgen.
- Hij zoekt naar zijn bril en heeft hem op de neus.
Hij zoekt naar iets wat vlakbij hem is.
- Een spitse neus, een spitse kin, daar zit Sinjeur de Duivel in.
Negatieve typering voor mensen met bepaalde kenmerken in het gelaat .
- Hij heeft daar een fijne neus voor.
Hij heeft daar een goede kijk op.
- Doen alsof je neus bloedt.
Net doen alsof er niets aan de hand is.
- Iemand met de neus kunnen aanwijzen.
Niet zeggen, maar wel weten wie het gedaan heeft.
- Ik heb het voor een treurneus gekocht.
Ik heb het heel goedkoop gekocht.
- Je kan wel menen, dat je neus een metworst was (, en het is toch een snotvat.)
Als je een mening hebt, hoeft dat nog niet de juiste mening (de waarheid) te zijn.
- Je kunt wel menen, dat je neus koek is en alle dagen een el groeit.
Als je een mening hebt, hoeft dat nog niet de juiste mening (de waarheid) te zijn.
- Allemans neus is geen kapstok.
Je moet niet alles aan iedereen vertellen.
- Wie een neus heeft, kan rieken.
Wie zich schuldig voelt, moet vermanende woorden ter harte nemen.
- Het valt zoals het valt, zei de vrouw, en ze zat boven de koekepan met een drup aan de neus.
Je weet nooit hoe iets afloopt.
- Wie niet besnot is, moet zijn neus niet vegen.
Wie onschuldig is, moet niet op een beschuldiging ingaan.
- Naar de snotneus gaan.
Naar de lommerd gaan.
- Hij heeft nogal een hoop snot in zijn neus.
Hij heeft tamelijk veel kapsones, terwijl hij weinig weet.
- Van kruien krijg je lange armen en grote neusgaten.
Iemand die geen zwaar werk wil verrichten.
- Het staan van een hond die wild in de neus heeft.
Ongeduldig zitten te wachten om te vertrekken of om iemand te ontvangen, paraat zijn.
- Een neus als een schoenmakersvethorentje.
Onderste einde van een koehoorn waarin de schoenmaker stijfsel of vet bewaarde.
- Neusvleugel fluiter.
Cocaïne snuiver.
- De neus geeft als een verse koe.
Iemand is erg verkouden.
- Mijn neus na en mijn gat zal wel volgen.
Reactie op de vraag: "Waarheen?".
- Rozengeur en maneschijn.
Alles is even voortreffelijk.
- Het is niet altijd rozengeur en maneschijn.
Er kan niet altijd geluk zijn.
- Iets in geuren en kleuren vertellen.
Iets op een enthousiaste manier, met allerlei details vertellen.
- Hij staat in de geur.
Hij staat gunstig bekend. / Hij is populair.
- Er is een geurtje aan.
Er is iets mis.
- In een kwade / slechte reuk staan.
Ongunstig bekend zijn.
- Ergens de reuk van hebben.
Iets door hebben.
- Hij staat in de reuk van heiligheid.
Hij is erg vroom (hij staat dus in de wierooklucht).
- Zijn reuk is zó fijn, dat hij zonden kan ruiken.
Hij is overdreven vroom.
- Fluweel, satijn en lekkere reuken, die blussen het vuur in de keuken.
Van een burger of stadsmeisje als bruid van een boerenzoon kon men geen inzet op de boerderij verwachten.
- Naar de visafslag stinken.
Een onwelriekende geur verspreiden.
Kent u er nog meer, laat het ons dan weten of plaats hieronder direct uw reactie zodat uw aanvulling direct op de site zichtbaar is.
Bekijk het e-book Spreek je uit met voeding.